Het wetsvoorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022 (Wps 2022) was oorspronkelijk genaamd Wps 2021 en zou inwerkingtreden per 1 januari 2021.
De verwachte inwerkingtredingsdatum is opgeschoven naar 1 januari 2022, waarmee ook de naam van de wet is gewijzigd. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit bij brief van 21 april 2020 laten weten aan de Tweede Kamer. De uitgestelde inwerkingtreding is een gevolg van de coronacrisis welke ertoe heeft geleid dat het wetsvoorstel pas ná het zomerreces 2020 wordt behandeld. Inwerkingtreding per 1 januari 2021 is daardoor niet langer haalbaar. Het wetsvoorstel vervangt de huidige Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
In dit artikel behandel ik het huidige recht en het wetsvoorstel. De wijzigingen die het wetsvoorstel brengt zijn van toepassing op scheidingen vanaf de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) blijft van toepassing op scheidingen die zijn afgerond vóór de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Voor adviseurs is het derhalve van belang om kennis te hebben van zowel het huidige recht, als van het wetsvoorstel.
1. Het Nederlands pensioenstelsel
Het Nederlands pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers: AOW, aanvullende pensioenopbouw via de werkgever en individuele pensioenverzekeringen.
AOW (Algemene Ouderdomswet)
De AOW voorziet in een basisinkomen voor iedereen in Nederland. Dit basisinkomen wordt uitgekeerd zodra een persoon de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Voorheen was dit voor iedereen vanaf de leeftijd van 65 jaar. Tegenwoordig is het per persoon verschillend, doordat de AOW-leeftijd in stappen omhooggaat. Iedereen die in Nederland woont of werkt, bouwt automatisch AOW-rechten op. Dit is bepaald in de Algemene Ouderdomswet. De hoogte van de AOW-uitkering wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van het minimumloon.
Pensioenopbouw via de werkgever
Door het opbouwen van pensioen via de werkgever verkrijgen gepensioneerde werknemers een aanvullende uitkering naast de AOW-uitkering. Ongeveer 90% van de werkgevers heeft een aanvullende pensioenregeling. Over het algemeen wordt een deel van de verschuldigde pensioenpremie betaald door de werkgever en een deel door de werknemer. De door de pensioenfondsen ontvangen premies worden door hen belegd in bijvoorbeeld aandelen, vastgoed of obligaties om later aanvullend pensioen uit te kunnen betalen.
Individuele aanvullende pensioenvoorzieningen
De laatste of derde pijler van het pensioenstelsel zijn de individuele aanvullende pensioenvoorzieningen. Dit zijn bijvoorbeeld lijfrenten, koopsommen, banksparen en levensverzekeringen waarmee voor extra pensioen wordt gespaard. Redenen hiervoor kunnen zijn: het aanvullen van een pensioengat, het eerder met pensioen willen gaan of als zelfstandige zorgen voor een pensioenopbouw. Deze individuele aanvullende pensioenvoorzieningen worden opgebouwd op eigen initiatief, in tegenstelling tot de AOW uit de eerste pijler en de pensioenopbouw via de werkgever uit de tweede pijler.
Dit artikel gaat alleen over de tweede pijler: de pensioenopbouw via de werkgever.
2. Huidige wet
In deze paragraaf behandel ik de huidige wet, waarbij eerst aandacht wordt besteed aan het ouderdomspensioen en vervolgens aan het bijzonder partnerpensioen. Het ouderdomspensioen is thans geregeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna Wvps), terwijl de regeling ten aanzien van het bijzonder partnerpensioen is ondergebracht in de Pensioenwet (Pw).
2.1. Ouderdomspensioen
2.1.1. Pensioenverevening
Voor gehuwden en geregistreerd partners is in de Wvps geregeld dat tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap opgebouwd ouderdomspensioen bij een scheiding wordt verevend tussen de partners. Het maakt hierbij niet uit onder welk huwelijksvermogensregime de partners zijn gehuwd.
Iedere partner heeft bij scheiding recht op de helft van het tijdens het huwelijk door de andere partner opgebouwde ouderdomspensioen. Dit is de standaard pensioenverevening. Vanzelfsprekend kunnen partners in huwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant afwijken van de wettelijke regeling.
Ouderdomspensioen wordt niet verevend indien de pensioenaanspraak voor de vereveningsgerechtigde partner onder de afkoopgrens uit zou komen.
2.1.2. Formulier mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen
Sturen de partners binnen twee jaar na de echtscheiding het formulier ‘mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen’ op naar de pensioenuitvoerder, dan zorgt de pensioenuitvoerder ervoor dat het aan de vereveningsgerechtigde partner toekomende gedeelte van het door de vereveningsplichtige partner opgebouwde ouderdomspensioen rechtstreeks aan de vereveningsgerechtigde partner wordt uitgekeerd. De ex-partners hebben hier dan zelf geen omkijken naar. Vergeten de ex-partners om binnen twee jaar na de echtscheiding het formulier op te sturen naar de pensioenuitvoerder of doen zij dit later dan twee jaar na de echtscheiding, dan is de pensioenuitvoerder niet verplicht mee te werken aan de verevening. De vereveningsgerechtigde partner houdt dan wel aanspraak op het door de vereveningsplichtige partner opgebouwde ouderdomspensioen, maar hij/zij zal dit ouderdomspensioen dan niet rechtstreeks van de pensioenuitvoerder krijgen. De ex-partners zullen dit dan onderling moeten regelen.
2.1.3. Uitkeringsmoment
De aan de vereveningsgerechtigde partner toekomende uitkeringen uit het door de vereveningsplichtige partner opgebouwde ouderdomspensioen worden uitgekeerd vanaf het moment dat de vereveningsplichtige partner de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Komt de vereveningsgerechtigde partner te overlijden, dan wassen deze uitkeringen weer aan bij de vereveningsplichtige partner. Komt de vereveningsplichtige partner te overlijden, dan vervallen eveneens de aan de vereveningsgerechtigde partner toekomende uitkeringen uit het door de vereveningsplichtige partner opgebouwde ouderdomspensioen. De vereveningsgerechtigde partner doet er derhalve goed aan hiervoor een voorziening te treffen, zoals een verzekering op het leven van de vereveningsplichtige partner. Dit klemt te meer doordat een bijzonder nabestaandenpensioen op risicobasis hier geen soelaas biedt (zie hierna paragraaf 2.3).
2.1.4. Afwijkingsmogelijkheden
Bij huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden of in een echtscheidingsconvenant kunnen de (ex-)partners afwijken van de standaard pensioenverevening. Afwijken kan bijvoorbeeld door ook de voorhuwelijkse periode mee te nemen, door een andere verdeling dan half/half aan te houden of door conversie toe te passen.
Door het toepassen van conversie wordt het ouderdomspensioen bij scheiding onvoorwaardelijk gesplitst. Het aan de vereveningsgerechtigde partner toekomende gedeelte van het door de vereveningsplichtige partner opgebouwde ouderdomspensioen, wordt afgesplitst naar de vereveningsgerechtigde partner. Dit deel van het pensioen is voortaan niet meer afhankelijk van de vereveningsplichtige partner en wordt aan de vereveningsgerechtigde partner uitgekeerd zodra hij/zij zelf de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Ook als de vereveningsplichtige partner eerder of later de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Komt de vereveningsgerechtigde partner te overlijden, dan keert het aan deze partner toegekomen gedeelte van het door de vereveningsplichtige partner opgebouwde ouderdomspensioen niet terug naar de vereveningsplichtige partner. Komt de vereveningsplichtige partner te overlijden, dan heeft dit geen gevolgen voor het ouderdomspensioen van de vereveningsgerechtigde partner.
Bij conversie is de splitsing van het pensioen onvoorwaardelijk.
2.2. Bijzonder partnerpensioen
Het bijzonder partnerpensioen is de partnerpensioenuitkering die iemand ontvangt als zijn/haar ex-partner overlijdt. Na een scheiding komt het door de vereveningsplichtige partner tot aan de scheidingsdatum opgebouwde partnerpensioen geheel toe aan de vereveningsgerechtigde partner. Hieronder valt ook het vóór het huwelijk opgebouwde partnerpensioen, tenzij dit partnerpensioen al aan een andere ex-partner toekomt. Vanaf de scheidingsdatum opgebouwd partnerpensioen kan toekomen aan een eventuele nieuwe partner of worden uitgeruild voor een hoger ouderdomspensioen voor de vereveningsplichtige partner.
Bijzonder partnerpensioen kan alleen ontstaan als sprake is van partnerpensioen op opbouwbasis. Is sprake van partnerpensioen op risicobasis, dan is er na een scheiding geen partnerpensioen voor de ex-partner.
Bij partnerpensioen op opbouwbasis is er daadwerkelijk een ‘potje’ geld opgebouwd en gereserveerd voor uitkering aan de partner bij overlijden van de opbouwer van het pensioen. Dit ‘potje’ blijft staan, ook na een scheiding. Bij partnerpensioen op risicobasis is sprake van een verzekering die uitkeert als de partner overlijdt terwijl hij of zij deelneemt aan de pensioenregeling en derhalve nog niet gepensioneerd is. De dekking van deze verzekering vervalt na een scheiding.
3. Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2022
3.1. Reden wetsvoorstel
In de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) van het wetsvoorstel wordt de huidige wet geëvalueerd, waarbij door de initiatiefnemers het volgende wordt geconcludeerd:
“In de Wvps komt een moeilijke situatie, scheiding, samen met een ingewikkeld onderwerp, pensioen. Door de opzet van de wet hebben mensen er onvoldoende baat bij als zij niet, of te laat, in actie komen. De regering is van mening dat de Wvps ruim twintig jaar na inwerkingtreding nog altijd een meerwaarde heeft, maar dat de opzet van de wet verbetering behoeft en bovendien is er vernieuwing nodig om te kunnen voldoen aan de eisen van de huidige tijd.”
Meerdere redenen worden genoemd voor de herziening van de huidige wet, waarvan in mijn ogen de belangrijkste zijn:
– gebleken is dat er beperkt gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de Wvps biedt;
– het mededelingsformulier is een knelpunt. Het formulier wordt als te ingewikkeld en te lang ervaren, in bepaalde situaties wordt het overbodig of (privacy)gevoelig gevonden om bewijsstukken mee te moeten sturen en het vraagt om een actie binnen twee jaar na de scheiding welke actie vaak wordt vergeten;
– de verdelingsgerechtigde partner is afhankelijk van de keuzes die zijn of haar ex-partner maakt.
3.2. Hoofdelementen wetsvoorstel
Het wetsvoorstel bestaat uit vier hoofdelementen:
3.2.1. Eigen keuzes en meer financieel inzicht; conversie als standaard
Conversie wordt de standaard. Over en weer krijgen de ex-partners een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. De ex-partner is voor de uitbetaling niet langer afhankelijk van het in leven zijn van de verdelingsplichtige partner. Beide ex-partners kunnen eigen keuzes maken, zoals zelf bepalen wat de pensioeningangsdatum wordt, en worden zo beter in staat gesteld een eigen financiële planning te maken wat betreft de verdeelde pensioenaanspraak.
Het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen én het tijdens het huwelijk opgebouwde partnerpensioen worden bij elkaar gevoegd en gedeeld door twee. De aan de verdelingsgerechtigde partner toekomende helft wordt vervolgens geconverteerd in een eigen ouderdomspensioenaanspraak. Daarnaast is derhalve geen sprake meer van een losse partnerpensioenaanspraak, aangezien deze mee is geconverteerd naar de eigen ouderdomspensioenaanspraak.
Komt de verdelingsplichtige partner te overlijden, dan behoudt de verdelingsgerechtigde partner recht op het geconverteerde deel van het ouderdomspensioen. Daartegenover staat dat bij overlijden van de verdelingsgerechtigde partner, het geconverteerde ouderdomspensioen niet terugvloeit naar de verdelingsplichtige partner.
Conversie wordt thans weinig toegepast, maar dat komt volgens de initiatiefnemers door onbekendheid met de wet en doordat mensen de neiging hebben om te kiezen voor de standaardoptie. Het voordeel van conversie is dat de ex-partners regie krijgen over het eigen pensioen en dat er op het gebied van pensioen na scheiding geen (wederzijdse) levenslange afhankelijkheid meer is.
3.2.2. Meer gebruik van de wet; nee, tenzij wordt ja, tenzij
De pensioenuitvoerder gaat over tot verdeling van het ouderdomspensioen door conversie, tenzij de ex-partners aangeven dat zij de verdeling niet willen (opt-out) of dat zij een afwijkende afspraak over de verdeling van het pensioen hebben gemaakt. De afwijkingsmogelijkheden komen hierna in paragraaf 3.3.1 aan bod.
3.2.3. Bijzonder partnerpensioen alleen over de huwelijkse periode
De periode waarover het partnerpensioen wordt afgesplitst tot bijzonder partnerpensioen wordt beperkt tot de huwelijkse periode in plaats van de huwelijkse én voorhuwelijkse periode.
3.2.4.Verdelingsgrens en uitruilmogelijkheden
Om meer pensioen te verdelen wordt de grens voor pensioenverdeling verlaagd naar één keer de afkoopgrens. Thans ligt de grens voor pensioenverevening op twee keer de afkoopgrens waardoor kleine pensioenen vaker niet in de verevening worden betrokken.
De verdelingsgerechtigde partner krijgt in de nieuwe wet het recht om een klein bijzonder partnerpensioen waar hij/zij na de scheiding recht op heeft om te zetten in eigen ouderdomspensioen. Daarnaast wordt een grens geïntroduceerd voor hele kleine bijzonder partnerpensioenen.
3.3. Gevolgen aanpassen standaard verdelingsmethode
Hier komt nog een aantal relevante onderwerpen aan bod die het gevolg zijn van de nieuwe standaard verdelingsmethode van pensioen na een scheiding.
3.3.1. Afwijkingsmogelijkheden
Hoewel conversie de standaard wordt, zijn er ook afwijkingsmogelijkheden:
– de verdelingsgerechtigde partner heeft een eenzijdig keuzerecht om zijn/haar deel van het partnerpensioen buiten de conversie te houden. Hierdoor ontstaat alsnog een recht op bijzonder partnerpensioen voor de verdelingsgerechtigde partner;
– in huwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant kunnen de partners overeenkomen om van pensioenverdeling af te zien;
– in huwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant kunnen de partners een andere verdeling dan half/half afspreken;
– in huwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant kunnen de partners overeenkomen over een andere periode het ouderdomspensioen en het partnerpensioen te verdelen (korter of langer dan de huwelijkse periode).
Opvallend is dat verevening geen afwijkingsmogelijkheid is. Partners kunnen straks dus niet kiezen voor pensioenverevening zoals geregeld in de Wvps. In plaats daarvan wordt aan de verdelingsgerechtigde partner het keuzerecht gegeven om het partnerpensioen buiten de conversie te laten. De verdelingsgerechtigde partner heeft dan het voordeel van conversie van het ouderdomspensioen (het maken van eigen financiële keuzes) én de mogelijkheid om de financiële gevolgen van een eventueel vooroverlijden van de verdelingsplichtige partner gedeeltelijk af te dekken.
Verevening is na inwerkingtreding van het wetsvoorstel alleen mogelijk voor de in artikel 5 lid 1 van het wetsvoorstel opgenomen uitzonderingssituaties, zoals een scheiding in het buitenland die niet binnen zes maanden is opgenomen in de basisregistratie personen (BRP) en een scheiding van tafel en bed die niet binnen zes maanden is gemeld bij de pensioenuitvoerder.
Willen de ex-partners afwijkende afspraken maken, dan dienen zij dit binnen zes maanden aan te geven bij de pensioenuitvoerder(s). Deze reactietermijn gaat in als de scheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente. Vindt de vermogensrechtelijke afwikkeling van de scheiding plaats ná de scheidingsdatum, dan kan de reactieperiode met maximaal zes maanden verlengd worden. Deze verlenging dient binnen de reactietermijn van zes maanden te worden aangevraagd bij de pensioenuitvoerder.
Blijkt na uitvoering van de conversie dat door de ex-partners toch afwijkende afspraken zijn gemaakt die niet tijdig aan de pensioenuitvoerder zijn doorgegeven, dan zijn de ex-partners zelf verantwoordelijk voor de juiste uitvoering hiervan. De pensioenuitvoerder mag ervoor kiezen om alsnog mee te werken.
3.3.2. Weigeringsgrond pensioenuitvoerders
De pensioenuitvoerder mag medewerking aan een door de ex-partners gemaakte afspraak weigeren indien:
– bij de door de ex-partners gemaakte afwijkende afspraak meer (ouderdoms)pensioen wordt toebedeeld aan de verdelingsgerechtigde partner dan in de standaard verdeling; en
– misbruik aannemelijk is.
Bij misbruik gaat het om een onevenredige risicoverdeling, zonder dat daar iets tegenover staat. In de MvT staat vermeld dat in lagere regelgeving nadere regels gesteld kunnen worden over het gebruik van de weigeringsgrond.
3.3.3. Verdeling ouderdomspensioen en partnerpensioen
Het wetsvoorstel zorgt volgens de initiatiefnemers voor een evenwichtiger verdeling van het pensioen. Onder de huidige wet komt het hele partnerpensioen, inclusief de voorhuwelijkse periode, toe aan de verdelingsgerechtigde partner. Het wetsvoorstel beperkt de periode tot de huwelijkse periode en verdeelt dit gedeelte van het partnerpensioen vervolgens half/half over de ex-partners. Scheidende partners hebben de mogelijkheid hiervan af te wijken en de verdelingsgerechtigde partner heeft het eenzijdig keuzerecht om zijn/haar deel van het partnerpensioen buiten de conversie te houden.
3.3.4 Alimentatie
Ontvangt de verdelingsgerechtigde partner partneralimentatie van de verdelingsplichtige partner, dan eindigt deze partneralimentatie bij overlijden van de verdelingsplichtige partner. Onder het huidige recht ontvangt de verdelingsgerechtigde partner dan een bijzonder partnerpensioen, tenzij sprake is van partnerpensioen gefinancierd op risicobasis. In het wetsvoorstel is geen sprake meer van een bijzonder partnerpensioen dat tot uitkering komt bij het overlijden van de ex-partner. Het gedeelte van het partnerpensioen waar de verdelingsgerechtigde partner recht op heeft, wordt immers geconverteerd in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. Het ontbreken van een bijzonder partnerpensioen kan bij het overlijden van de verdelingsplichtige partner tot een ongewenste inkomensterugval leiden bij de verdelingsgerechtigde partner. Om deze reden is in het wetsvoorstel de mogelijkheid opgenomen voor de verdelingsgerechtigde partner om het gedeelte van het partnerpensioen dat door de verdelingsplichtige partner is opgebouwd en waar de verdelingsgerechtigde partner recht op heeft, af te laten splitsen tot bijzonder partnerpensioen. Dit partnerpensioen wordt dan derhalve niet meegeconverteerd naar de eigen aanspraak op ouderdomspensioen voor de verdelingsgerechtigde partner.
Een kanttekening hierbij is dat partnerpensioen al geruime tijd steeds vaker wordt gefinancierd op risicobasis. In die situatie ontstaat er op de scheidingsdatum geen recht op bijzonder partnerpensioen en kan dit derhalve ook niet worden afgesplitst. Is het partnerpensioen gefinancierd op opbouwbasis, dan ontstaat wel een recht op partnerpensioen dat kan worden afgesplitst tot bijzonder partnerpensioen.
3.3.5. Pensioenverweer
Zoals nu ook reeds het geval is kan een echtscheiding tot gevolg hebben dat de verdelingsgerechtigde partner het vooruitzicht op partnerpensioen na overlijden van de verdelingsplichtige partner ziet verdwijnen of verminderen. Is sprake van een partnerpensioen op risicobasis, dan zou de verdelingsgerechtigde partner dit partnerpensioen bij overlijden van de verdelingsplichtige partner wel ontvangen wanneer geen sprake zou zijn van een scheiding. Door de scheiding kan de verdelingsgerechtigde partner hier geen aanspraak meer op maken. De verdelingsgerechtigde partner kan dan pensioenverweer voeren. Pensioenverweer is een verzoek om de scheiding pas uit te spreken als voor het partnerpensioengat dat als gevolg van de scheiding ontstaat een voorziening is getroffen. Pensioenverweer heeft alleen kans van slagen als de betreffende partner niet zelf voor voldoende voorzieningen kan zorgen.
Pensioenverweer bestaat ook in de huidige wet. In de memorie van toelichting wordt benadrukt dat ook wanneer bij scheiding conversie de standaardwijze van verdelen is, voor de verdelingsgerechtigde partner de mogelijkheid bestaat om pensioenverweer in te roepen.
3.3.6. Scheiding na pensioeningang
In het wetsvoorstel is een extra uitruilmogelijkheid opgenomen bij een scheiding na pensioeningang. Is de verdelingsplichtige partner ten tijde van de scheiding reeds gepensioneerd, dan verandert dit niets voor de verdelingsgerechtigde partner. Hij/zij heeft recht op de helft van het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde partnerpensioen. De gepensioneerde verdelingsplichtige partner houdt de andere helft plus de voorhuwelijkse opbouw. Hij/zij heeft hier echter niets aan want na pensioeningang kan geen nieuwe partner in de zin van de pensioenregeling meer ontstaan. Daarnaast is uitruilen uitgesloten doordat uitruilen tegen een hoger eigen ouderdomspensioen thans alleen mogelijk is tot uiterlijk de pensioeningangsdatum. Hiervoor is in het wetsvoorstel geregeld dat bij een scheiding na pensioeningang het resterende partnerpensioen automatisch wordt uitgeruild voor een hoger ouderdomspensioen voor de verdelingsplichtige partner.
3.3.7. Communicatie
De pensioenuitvoerder ontvangt via de BRP een melding van de scheiding. Pensioenuitvoerders hebben hiervoor een aansluiting op de BRP. Vervolgens is de pensioenuitvoerder verplicht om de deelnemer en de ex-partner te informeren over de gevolgen van de scheiding voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen. Informatie dient te worden verstrekt over:
- de automatische verdeling van het pensioen (de conversie);
- de mogelijkheden om afwijkende afspraken te maken (afzien van verdeling, andere periode dan de huwelijkse periode, een andere verdeling dan 50-50 of alleen ouderdomspensioen converteren);
- de gevolgen voor het partnerpensioen; en
- de reactieperiode.
De ex-partner wordt vervolgens door de pensioenuitvoerder op dezelfde wijze als de deelnemer periodiek geïnformeerd over zijn/haar deel van het geconverteerde pensioen.
4. Conclusie
De belangrijkste uitgangspunten van het wetsvoorstel zijn:
- het partnerpensioen dat toekomt aan de ex-partner wordt beperkt tot de huwelijkse periode én gehalveerd;
- het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en partnerpensioen worden door de ex-partners half/half gedeeld en het gedeelte dat toekomt aan de verdelingsgerechtigde partner wordt geconverteerd in een eigen ouderdomspensioenaanspraak;
- de conversie wordt automatisch toegepast, tenzij de ex-partners binnen zes maanden na de inschrijving van de scheiding in de registers van de burgerlijke stand jegens de pensioenuitvoerder aangeven dat zij een afwijkende afspraak hebben gemaakt;
- wijzigingen die de ex-partners ten aanzien van de nieuwe standaardregeling kunnen overeenkomen zijn:
- geheel afzien van pensioenverdeling;
- een andere verdeling dan half/half;
- verdelen over een andere periode dan de huwelijkse periode;
- een eenzijdig keuzerecht voor de verdelingsgerechtigde partner om zijn/haar deel van het partnerpensioen buiten de conversie te houden.
Verevenen overeenkomstig de huidige wet is geen afwijkingsmogelijkheid.
De Wps 2022 treedt waarschijnlijk in werking per 1 januari 2022. Voor de praktijk is het van belang om hier nu reeds op te anticiperen, rekening houdend met de mogelijkheid dat het wetsvoorstel voor invoering nog kan worden gewijzigd. Vanzelfsprekend dienen adviseurs in de scheidingspraktijk ervoor te zorgen dat zij kennis hebben van de Wps 2022 en hierover kunnen adviseren. Vóór de inwerkingtreding van de Wps 2022 kunnen scheidende ex-partners nog steeds verevening overeenkomen.
Voor de notariële praktijk geldt dat het van belang is dat pensioenteksten in huwelijkse voorwaarden nu al worden aangepast. Partners die nu huwelijkse voorwaarden overeenkomen, maar die scheiden na inwerkingtreding van de Wps 2022 kunnen immers geen verevening overeenkomen. In de notariële praktijk dient hier derhalve op te worden geanticipeerd, zoals aangegeven ermee rekening houdend dat het een wetsvoorstel betreft dat nog kan worden aangepast voordat het definitief wet wordt. Met stellen die gaan trouwen dient de Wps 2022 te worden doorgesproken.