5 januari , 2015

6 minuten

De uitkering van superdividend bij vererving van aandelen behorende tot een huwelijksgoederengemeenschap

FBN 2012(10) 57 De uitkering van superdividend bij vererving van aandelen behorende tot een huwelijksgoederengemeenschap

Samenvatting

In deze bijdrage bespreken de auteurs een zaak die zij onlangs in behandeling hebben gehad over de superdividenduitkering van artikel 4.12 a Wet Inkomstenbelasting 2001.

De casus

De man is in augustus 2011 overleden. Hij was enig aandeelhouder van een BV. Hij was in gemeenschap van goederen gehuwd met de vrouw.

De helft van de waarde van de aandelen behoort derhalve tot zijn nalatenschap.

De BV dreef geen materiële onderneming zoals bedoeld in artikel 35c Successiewet 1956.

Het overlijden van de man kwalificeert op grond van artikel 4.16, lid 1, sub e, Wet inkomstenbelasting 2001 als een fictieve vervreemding.

De BV drijft geen materiële onderneming en dus kan er geen beroep worden gedaan op artikel 4.17a Wet inkomstenbelasting 2001 tot doorschuiving van de aanmerkelijk belang claim. Er is dus aanmerkelijk belang belasting verschuldigd over de waarde van de helft van de aandelen (fiscaal toegerekend aan de nalatenschap) verminderd met de oorspronkelijke verkrijgingsprijs van deze aandelen.

Het testament van de man is een zogenaamd quasi wettelijke verdeling testament. De vrouw heeft op basis van dit testament alle aandelen uit de BV aan zichzelf toegedeeld.

Daardoor hield de vrouw alle aandelen in de vennootschap.

De vrouw wenst gebruik te maken van de faciliteit van artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001 tot uitkering van het zogenaamde superdividend. Dit artikel is in de wet opgenomen om cumulatie te voorkomen. Als dividend wordt uitgekeerd binnen twee jaar na het overlijden van de erflater, wordt deze uitkering op verzoek niet in de heffing in box II betrokken voor zover de dividenduitkering niet uitgaat boven het bedrag waarover bij de erflater is afgerekend. En juist op dit punt wringt de schoen. Een dividenduitkering ziet op alle aandelen van dezelfde soort. Daardoor zou een dividenduitkering niet alleen plaatsvinden op de aandelen die fiscaal geacht zijn krachtens erfrecht te zijn verkregen (de helft van het geplaatste kapitaal), welke uitkering is vrijgesteld, maar ook op de aandelen die in fiscale zin worden geacht te behoren tot het vermogen van de vrouw, (de andere helft van het geplaatste kapitaal), welke dividenduitkering niet is vrijgesteld.

Onlangs nog verscheen hierover in FTV 2012, nr.37 een artikel van Van Hoorn en Idsinga. Als oplossing wordt een omzetting van aandelen in twee soorten voorgesteld, alsmede een wijziging van de wet. Wij kozen ervoor de casus schriftelijk aan de Belastingdienst voor te leggen.

Brief Belastingdienst

In de brief aan de Belastingdienst is woordelijk het navolgende opgenomen:

“Tekst artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001

De tekst van artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001 luidt als volgt:

‘Ingeval aandelen of winstbewijzen krachtens erfrecht zijn verkregen en ter zake van die overgang bij de erflater inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen, worden binnen 24 maanden na het overlijden van de erflater genoten reguliere voordelen uit die aandelen of winstbewijzen op verzoek, in afwijking van artikel 4.12, niet tot het inkomen uit aanmerkelijk belang gerekend voor zover deze voordelen niet uitgaan boven het bedrag dat bij de erflater ter zake van de overgang krachtens erfrecht als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen en voor zover deze voordelen worden afgeboekt op de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen of winstbewijzen.

(..)’

Op basis van een letterlijke interpretatie van de tekst worden alleen de reguliere voordelen die genoten worden op ‘die aandelen die krachtens erfrecht zijn verkregen’ niet tot het inkomen uit aanmerkelijk belang gerekend (uiteraard moet dan aan de overige voorwaarden voldaan zijn). Aangezien de heer en mevrouw (…) gehuwd waren in gemeenschap van goederen, waren zij civielrechtelijk ieder gerechtigd tot de onverdeelde helft van de aandelen in (…) B.V. Als gevolg van de verdeling van de nalatenschap wordt het aandeel van de heer (…) in de aandelen (…) B.V. toebedeeld aan mevrouw (…). Na deze toedeling is zij dus gerechtigd tot alle aandelen in (…) B.V. Wanneer er nu een dividend uitgekeerd wordt en een beroep wordt gedaan op artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001, kan discussie ontstaan over de vraag op welke aandelen het dividend uitgekeerd wordt. Aangezien door de gemeenschap van goederen beide echtelieden al gerechtigd waren tot de onverdeelde helft van alle aandelen in (…) B.V., kan na de toedeling van de onverdeelde helft van de heer (…) aan mevrouw (…) geen sprake zijn van toerekening van een dividend aan de aandelen die verkregen zijn krachtens erfrecht.

Een oplossing om aan de letterlijke tekst te voldoen zou kunnen zijn het creëren van A en B aandelen in (…) B.V.[NOOT: Dit betreft dan enkel een verlettering van de aandelen, er vindt geen verschuiving van economische gerechtigdheid of van stemverhoudingen plaats.] Als in het kader van het afwikkelen van de huwelijksgoederengemeenschap dan de A aandelen worden toebedeeld aan de nalatenschap van de heer (…) en de B aandelen aan mevrouw (…), gevolgd door het toedelen vanuit de nalatenschap van de A aandelen aan mevrouw (…), kan een dividend uitgekeerd worden op de A aandelen en wordt voldaan aan de letterlijke tekst van dit wetsartikel. Immers, alsdan wordt het dividend genoten op die aandelen (A aandelen) die krachtens erfrecht zijn verkregen.

Naar onze mening kan het bovenstaande evenwel niet de bedoeling zijn van deze faciliteit in de inkomstenbelasting. Materieel gezien is er immers geen sprake van een verandering van de situatie ten opzichte van een reguliere verdeling van de nalatenschap. Immers, ook dan is mevrouw (…) gerechtigd tot alle aandelen in (…) B.V.

Doel en strekking artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001

In de parlementaire behandeling is heel duidelijk het doel aangegeven van deze faciliteit:

‘Dit artikel houdt verband met het voorstel de doorschuifregeling bij overlijden van een aanmerkelijk belang voortaan niet meer toe te passen ter zake van het in de waarde van de aandelen tot uitdrukking komende beleggingsvermogen. Dit leidt er toe dat bij vererving van een aanmerkelijk belang over de waarde van dat belang voor zover toerekenbaar aan het beleggingsvermogen, voortaan de inkomstenbelastingclaim moet worden afgerekend. Als vervolgens (een deel van) dat beleggingsvermogen kort na het overlijden in de vorm van dividend wordt uitgekeerd (bijv. om de inkomstenbelastingschuld van erflater te voldoen), zou zonder nadere regelgeving over dat dividend inkomstenbelasting verschuldigd zijn. Het zou er derhalve op neer komen dat er dubbel zou worden geheven over materieel dezelfde grondslag. Het nieuwe artikel 4.12a van de Wet IB 2001 voorkomt deze dubbele heffing. Op verzoek wordt het dividend namelijk niet belast, mits het dividend wordt afgeboekt op de verkrijgingsprijs van de krachtens erfrecht verkregen aandelen. Toepassing van dit artikel is alleen mogelijk voor zover het dividend niet uitgaat boven het bedrag dat bij de erflater ter zake van de overgang krachtens erfrecht als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen.’ (Kamerstukken II 2009/10, 32 129, nr. 3, p. 39 en 40 (MvT)).

Uit bovenstaande blijkt dat de faciliteit voorziet in een belastingvrije dividenduitkering ter grootte van maximaal het voordeel dat in aanmerking is genomen bij de erflater, waarbij de belastingvrije dividenduitkering afgeboekt wordt op de verkrijgingsprijs van de krachtens erfrecht verkregen aandelen. Voor mevrouw (…) geldt immers dat bij een reguliere verdeling van de nalatenschap haar verkrijgingsprijs voor alle aandelen wordt berekend door het gemiddelde te nemen van de verkrijgingsprijs van haar helft en de verkrijgingsprijs krachtens erfrecht Het uitkeren van een dividend ter grootte van het krachtens artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001 vrijgestelde bedrag zal er toe leiden dat de verkrijgingsprijs van de aandelen alsdan gelijk zal zijn aan de oorspronkelijke verkrijgingsprijs van alle aandelen van de man en vrouw samen hetgeen in lijn ligt met doel en strekking van deze faciliteit.

Verzoek goedkeuring

Bovenstaande in acht nemende verzoeken wij u te bevestigen dat voor de toepassing van artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001 het in de situatie dat de aandelen tot een gemeenschap van goederen behoorden en worden toebedeeld aan de langstlevende, er geen noodzaak is om de aandelen die tot de gemeenschap van goederen behoorden te verletteren alvorens over te gaan tot het verdelen van de huwelijksgoederengemeenschap en de nalatenschap om zo aan de letterlijke tekst van het wetsartikel te voldoen.

Verzoek toepassing artikel 4.12 a Wet inkomstenbelasting 2001

Wanneer u akkoord bent met bovenstaande verzoeken wij een bedrag van € (helft winst AB aandelen) niet als regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.12 Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking te nemen. Aan de voorwaarde van artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001 zal worden voldaan:

– De dividenduitkering zal binnen 24 maanden na het overlijden van de heer (…) genoten worden;

– De dividenduitkering bedraagt niet meer dan het bedrag dat als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen bij de heer (…) als gevolg van zijn overlijden;

– Het voordeel dat genoten wordt zal worden afgeboekt op de verkrijgingsprijs van de aandelen (…) B.V.”

Antwoord Belastingdienst

De Belastingdienst Utrecht Gooi/kantoor Amersfoort heeft in antwoord hierop letterlijk het navolgende schriftelijk geantwoord:

“In uw brief van 14 mei 2012 hebt u namens uw cliënte, mevrouw (…), verzocht om toepassing van artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001. Mevrouw (…) heeft 50% van de aandelen in (…) B.V. te (…) geërfd van wijlen haar echtgenoot, de heer (…). U bent van mening dat in casu verlettering van de aandelen, voordat wordt overgegaan tot het verdelen hiervan, niet noodzakelijk is. Ik deel uw mening.”

Conclusie

Wij wijzen erop dat dit een specifieke aangelegenheid betrof. Het is dus niet duidelijk of dit vast beleid is. Gezien het belang voor de praktijk wilden wij deze reactie toch delen.

Bij aandelen die vererven aan de langstlevende echtgenoot die gehuwd was in algehele gemeenschap van goederen kan zonder verlettering gebruikgemaakt worden van een superdividenduitkering als bedoeld in artikel 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001 die alleen wordt toegerekend aan de aandelen die krachtens erfrecht zijn verkregen.

Voor zolang hier over nog geen algemeen geldend beleid is gepubliceerd door de Belastingdienst en/of het Ministerie van Financiën raden wij wel aan elke situatie afzonderlijk voor te leggen en af te stemmen met de Belastingdienst.

Mr. L. Stokkel

Olenz Notarissen

Mr. A.H.G. Wilod Versprille

Olenz Notarissen

Mr. T.J.P. Folmer

HZW accountants & belastingadviseurs

De uitkering van superdividend bij vererving van aandelen behorende tot een huwelijksgoederengemeenschap

Voor de klantTop secret: de oprichting van NSC

Zaterdagochtend 19 augustus 2023. In het diepste geheim komen de oprichters van NSC, de partij van Pieter Omtzigt, bij elkaar op het kantoor van Olenz Notarissen in Veenendaal. Er heerste hoogspanning, blikt NSC-bestuurder Kilian Wawoe terug.

De Warmte- en Woningwet in het kader van Duurzame Energieprojecten

Duurzame energie is actueler dan ooit. Wilt u nu uw kennis vergroten over de Warmte- en Woningwet? Op deze Masterclass behandelen notaris Arnaud Wilod Versprille en advocaat Marijn Huijbers de juridische aspecten die komen kijken bij warmtelevering middels een duurzaam warmtenet.

Opstalrecht voor duurzame installatie

Voorstel opstalrecht ‘duurzaam’ Dit voorstel wordt binnenkort naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties verzonden.

Prof. mr. dr. Björn Hoops verbindt zich aan OLENZ Notarissen als juridisch adviseur

Prof. mr. dr. Björn Hoops heeft zich verbonden als juridisch adviseur op het gebied van Duurzaamheid.

Een vraag over De uitkering van superdividend bij vererving van aandelen behorende tot een huwelijksgoederengemeenschap?

Stel direct uw vraag.